(door: NK)
Terwijl hij de deur van de trein uit het afstapje nam het perron op, stootte een haastige medereiziger hem lichtjes tegen de schouder, en dat stootte hem tegen de borst. Het was niet een zware stoot en ze was naar alle redelijke waarschijnlijkheid niet met opzet uitgedeeld, maar hij moest de moeite nemen zichzelf te stabiliseren -een kort moment van wankeling waarin hij best op het koude steen had kunnen belanden- alvorens op zijn eigen tempo door te kunnen bestaan.
In ieder geval, eenmaal hersteld liep hij door, na afgeleid een gehavende man 2 euro te geven op zijn verzoek, waarop deze zwijgend afdroop, zonder reactie. Buiten bleek de bus nog drie kwartier op zich te laten wachten; hij zag de vorige net weg rijden, hij wisselde nog een kort oogcontact met de buschauffeur, maar de buschauffeur niet met hem. Hij besloot de tijd te benutten door het halen van een kop koffie. Hij wilde er ook iets te eten bijhalen maar leerde dat min de twee zojuist gul gedoneerde euro’s hij exact 3 cent te kort kwam voor het simpelste broodje. Met alleen het kopje koffie in zijn ene en het gebrek aan een broodje in zijn andere hand liep hij weer richting de uitgang toen zijn blik vanuit zijn ooghoek gevangen werd door de gehavende man. Hij draaide net op tijd zijn hoofd bij om hem de twee euro in de fontein in het midden van de hal te zien gooien, waarop de man zijn gevlekte spijkerbroek opende en vrolijk en ongedwongen zijn urine met een sterke boog in het bassin kwijtte. Eenmaal uitgeplast begon de man met een tevreden grijns te masturberen.
Met een zucht herpakte (…) zijn koers naar de bussen, twee trappen op. Bij het de hal uitstappen ontdeed een windvlaag hem van zijn nog onaangeroerde koffie en daarmee ook gelijk van een schoon overhemd. Voor de zekerheid, waarschijnlijk.
Na nog een lang half uur wachten stapte hij een volgestampte bus in, waar hij tussen overmatige parfumwalmen, luid kakelende gesprekken en groteske lichaamsmassa’s plaatsnam in een oude bus die over een ouder wegdek te hard door te veel bochten reed.
Hij slaagde er niet in zich een weg te banen door de inerte massa die naarmate hij zich er meer probeerde door te worstelen hem steeds geërgerder aankeek. Dat is ook hoe hij een halte te laat aankwam. De afstand inhalend doorkruiste hij een hem onbekende wijk die drukker was dan hij had verwacht. Hij keek liever niet om zich heen maar het gevoel bekroop hem dat iedereen naar hem keek. Hij liep nog een stukje door, iets gehaaster. Toen hij dicht langs zo’n starende voorbijganger passeerde durfde hij kort zijn blik te richten, maar het bleek het dofgrijze steen te zijn van een bakstenen muur. Hij liep door, gebogen, ook vanwege de harde stoten aan wind, en struikelde over een uitstekende stoeptegel. Op de grond gelegen zag hij de gevel van zijn bestemming. Deze was inmiddels gesloten, dus hij liep de winkel daarnaast binnen. Bij binnenkomst was een felle klang te horen die zijn trommelvliezen stak. Er liep een vrouw op hem af. “Kan ik u helpen?”, benaderde ze hem vriendelijk en ongedwongen.
Hij keek op, oneindig moe en alsof gestoord uit een diepe rust. Hij schreeuwde, luidt genoeg om gehoord te worden op straat,
“U BENT GEWOON EEN ONTZETTEND KUTWIJF!”
Hij stormde de winkel uit, de stortregen in. Op de straat schampte een auto hem zodat hij struikelde, direct waarna hij het trefpunt was van een plotse blikseminslag. De man stapte boos uit de auto en begon hem te schoppen terwijl hij op de grond lag. Uit alle steegjes kwamen andere mensen tevoorschijn en schopten mee. Hierop verscheen politie, wie allen hun baton trokken en hem genadeloos belaagden. Er viel een, nee twee lantaarnpalen om op zijn opgekrulde gedaante, de stenen onder hem vormden vuisten en sloegen zijn onderkant, de huizen begonnen hun bakstenen naar hem te spuwen, de regen werd hagel als golfballen, meer auto’s begonnen een file te vormen om over hem heen te rijden, het leger was er en trok batons, de hemel spuugde op hem, de aarde belaagde hem, jezus verscheen opnieuw en trapte hem na, en de straatstenen vuisten werden zwarte tentakels en trokken hem naar binnen, de gapende aarde in.
De straat sloot weer. Iedereen ging naar huis en er was een mooie zonsondergang.