(Door: CT)
Een steek uit het verleden, niet direct herleidbaar of tastbaar, maar niet te meer aanwezig. Te snel om te omvatten, maar lang genoeg voor bewustwording, als wakker wordend van een intense droom, die er was maar niet is en des te meer je erover gaan denken des te verder het valt in vergetelheid. Verstijft met drie vingertoppen op de koude gouden knop, geoxideerd door de tand der tijd en vele bezwete handen.
De pijn van vroeger smaakt bitter op de tong, terwijl de hand zich terugtrekt. Omkijkend wordt het oog minder belast dan vroeger, de hersenen des te meer. In de schemering is weinig te onderscheiden en is de schim van het verleden bijna een beter referentiekader dan de directe waarnemingen. Vier gelijke muren, op gelijke afstand, opgetrokken met een onmenselijke precisie.
De kamer was ooit aan hem geopenbaard. Vol vreugde en belangstelling had hij de kamer betreden, nadat zijn nieuwsgierigheid het van zijn angst gewonnen had. De kamer leek een oase van rust en eigenheid. Met het sluiten van de deur werd de wereld achter hem afgeschermd, eenzaamheid in gezelschap gedistilleerd tot zijn puurste vorm. Eenzaam en vredig als een arend in de hoogste boom, als een dode in zijn graf.
Zittend in het leer van een verstofte stoel, waarvan de kleur overgegaan was in het kleurenspectrum van een oude foto, overspoelt de liefde voor de stoel zijn ziel. In duisternis en comfort zit hij daar, bang voor de buitenwereld die hij zo graag wil betreden. De sluier van de duisternis houdt hem in een vertederende greep.
Eens was de stoel beschenen door het licht van ontsnapping en verlichting. Nu was de duisternis de enige metgezel, die er toedeed. Zittend in de stoel vervaagde het besef van tijd, dementie en gevoel. Als een arend bekijkt hij zichzelf, zijn lichaam, zijn duisternis en leegte. Emoties, als daar nog van te spreken is, komen verdoft en nutteloos aan. De eindeloosheid van de tijd is langer zonder tijdsbesef, de verlichting van de vier muren zijn omgeslagen in een veilige cel.
Een gevoel van beklemming omklemt als een oude hand zijn maag, klimt zich een weg langs zijn slokdarm richting zijn keel, waar zich een brok van verdriet vormt. Paniek overmant zijn bewustzijn en maakt zich meester van zijn benevelde hersenbrij. Het gevoel van eindeloze afwezigheid en eenzaamheid laat hem in elkaar krimpen. Even is hij weer terug in zijn eigen hoofd, maar is daar omsingeld door pijn en paniek. Tranen rollen van zijn wangen en druppen op de stoel waar hij zich zo klein maakt als mogelijk. Gevangen, overal gevangen.
Enige tijd vol paniek en pijn gaan voorbij. Het enige licht van hoop is het streven naar een uitgang. Nu weet hij dat achter de deur een nog dieper en duisterder gat zich openspert. De duisternis, voelt hij nu ook. Als een schurende rand tegen de zijkant van zijn bewustzijn. De pure gekte komt elke keer dichterbij en zal elke keer weer dichterbij komen als er niets zal gebeuren. De duisternis zal hem niet helpen, evenmin als de stoel.
Als de duisternis in zijn ziel en geest zijn weggeëbd staat hij wankel en vertwijfeld op. Loopt naar de deur, rijkt zijn hand naar de verfomfaaide gouden knop. Zijn vingertoppen raken het koude metaal. Een bittere smaak domineert zijn smaakpupillen, angst en twijfel overspoelen hem. En laten hem terugdeinzen in zijn stoel. Comfortabele duisternis en vier perfecte muren.