Hunkering


(Door: SJMdB)

Zijn vader was een verschrikkelijk fatsoensmens, “Savoir vivre” was zijn motto en dat betekende dat je je moest houden aan allerlei extreme regels. Alles, maar dan ook echt alles moest gematigd volgens hem. “Overdaad schaadt, alles waar je “te” voor kunt zetten, daar moet je mee uitkijken. Een gematigd leven is een welleven mijn kleine Nico”, zei hij altijd, en hij zorgde er dan ook voor dat kleine Nico altijd nét niet kreeg wat zijn kleine hartje begeerde, eigenlijk van alles altijd wel íets te kort kwam en zo elke avond met een onvoldaan, onverzadigd en een ontevreden, onbevredigd gevoel naar bed ging, om de volgende ochtend, net iets voor voldoende slaap te hebben gehad, gewekt te worden om weer een dag te spenderen in de saaie sleur van zijn sobere Spartaanse opvoeding.

Het strenge regime van zijn vader en hun gezamenlijke monnikenbestaan leidde zo tot een bijna religieuze gematigdheid en het was dan ook juist deze structurele geestelijke en fysieke ondervoedingsopvoeding, die averechts werkte en had geleid tot een voor Nico onverklaarbare, onbewuste bijna metafysisch continue drang naar meer, een zin in overvloed – een zin in een eindeloze zondvloed van zonden, maar werd in toom gehouden door zijn vaders fatsoen.

Dat Nico’s hunkering daarnaast ook een overduidelijke nature-oorzakelijke kant had wist Nico zelf niet, zijn vader praatte nooit echt over zijn moeder, hoogstwaarschijnlijk uit gêne. Het enige wat Nico wel wist was dat ze was overleden bij zijn geboorte. Nico’s ouders hadden een tijdje een gelukkig bestaan geleden, voor zover dat kon volgens hun gedeelde minimalistische ethos. Zij, dochter van een simpele boerenfamilie, en hij, zoon van een simpel arbeidersgezin, wisten vanaf het moment dat ze elkaar ontmoetten dat ze elkaar perfect aanvulden in het voldoening halen uit onvoldoende volledigheid. Het woordje “te” kwam bij hen thuis niet voor. Hun gematigd gelukkig huwelijk had zo een paar jaar vroom voortgekabbeld, maar dat had een forse wending genomen op het moment dat kleine Nico, nog maar een paar cellig groot organismetje, invloed begon uit te oefenen op de hormoonhuishouding van zijn moeder.

Ze had die nacht niet kunnen slapen, de gewoonlijk gezonde trek waar ze mee naar bed was gegaan was omgeslagen naar een zelfs voor haar onbekende honger die niet meer weg wou gaan. Ze wou het wel negeren maar de keren dat ze eventjes in slaap viel werd ze wakker van het gerommel van haar eigen maag. Haar hormonale onbalans in combinatie met de vermoeidheid zorgden ervoor dat ze die nacht, rond een uur of vijf, eindelijk in slaap, al slaapwandelend naar de keuken was gelopen, de koekjestrommel had gepakt, er een biscuitje uit had gepakt, en deze al slaapwandelend op at alvorens ze weer in bed kroop en rustig verder sliep.

De dag erop begon als ieder andere, doodnormaal. Totdat tijdens de theetijd Nico’s vader de koekjestrommel pakte om er al snel achter te komen dat er precies één biscuitje miste. Hij had het kruimelspoor gevolgd en ontdekt dat zij het was geweest. Zij, met haar biscuitje, had een verborgen razernij, een slapende agressie in hem wakker gemaakt en hij ontaarde in een furieuze scheldkanonnade, gevolgd door een urenlange Bijbelse preek over verbannen zijn uit het aards paradijs, Eva, de slang en de appel, of in dit geval een “godverdomd” biscuitje. De rest van de dag had hij jammerend gebeden en afwisselend hardop gehuild, geschrokken van zijn eigen woedeaanval. De rust en regelmaat in het huis was echter snel terug, ‘te’ lang boos blijven was slecht en daarom had hij al snel zijn excuses aangeboden en zij had uit een schuld-, plicht en angstgevoel beloofd nooit zich nooit meer te laten verleiden door haar irrationele lusten.

Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. De honger ging niet weg en al snel merkten Nico’s toekomstige ouders wat er aan de hand was en ze waren eensgezind over de toekomstige aanpak van dit alles. Het biscuit-incident was blijkbaar de schuld van een opstandige embryo, Nico, geweest en zo’n disciplinaire opvoedingsfout zou hen niet nog een keer overkomen. Nico’s vader nam alle maatregelen die hij kon verzinnen om ervoor te zorgen dat onder zijn dak dit soort blasfemische praktijken niet meer konden gebeuren en zo verwijderde hij vrij succesvol alle mogelijke verleidingen, voor zover die er waren, uit het huis. Maar naarmate kleine Nico begon te groeien, groeide ook zijn moeders hunkering. Ze had een biscuitje uit de tuin van Eden mogen proeven en hoewel ze daar wel oprecht spijt van had, had ze had uiteindelijk slaapwandelend gedaan en nu smachtte ze hartstochtelijk naar een bewuste beleving van datzelfde genot en de verleiding daartoe was opnieuw onweerstaanbaar geworden.

Uit angst voor een nieuwe woedeaanval van haar man en simpelweg omdat er thuis niks te halen viel, besloot ze op een dag haar lusten buitenshuis te botvieren. Het begon allemaal onschuldig, met een klein chocoladekoekje dat ze stiekem voor zichzelf had gekocht bij de bakker. Van het voornemen er heel lang mee te doen kwam niets terecht want na een aanvankelijk klein nibbeltje was al snel in één korte schrok het hele koekje verorberd. Het duurde ook niet lang of ze zou dagelijks snel nog even een kleine boodschap doen op het dorp om zo haar nieuwe verslaving letterlijk te voeden. De korte boodschapjes werden al snel middagdagjes uit, en middagjes uit werden al snel dagtripjes en zo schranste ze zich steeds vaker vol met alle nieuwe ontdekte smaken en geneugten die ze zichzelf daarvoor altijd had onthouden. Ze was goed in alles stiekem doen maar eenmaal de schaamte voorbij namen de vreetbuien alsmaar toe en zo at ze niet alleen steeds vaker maar vooral ook steeds meer en werd het onmogelijk de verslaving te bekostigen zonder het beperkte familiebudget dusdanig aan te tasten dat het onopgemerkt zou blijven. Ze moest iets verzinnen, de verslaving moest iets verzinnen en haar beperkte creativiteit leidde tot een uitzonderlijk tragisch en snel verval. De bakker vond dagelijks in natura betaald worden voor een saucijzenbroodje geen probleem en in ruil voor een dagelijkse friet kapsalon, bevredigde ze naar hartenlust de snackbareigenaar. Een paar maanden in de zwangerschap verder, tijdens een avondwandeling voor wat borrelhappen in ruil voor hand en spandiensten, ontmoette ze een ontzettend behulpzame man. Ze had hem verteld over haar verslaving en hij wist wel een manier om haar makkelijk van haar problemen af te helpen en het hongergevoel tegen te gaan: Cocaïne. Aanvankelijk een heel goed idee want het hielp aardig tegen de honger, maar al snel bleek dat de nieuwe verslaving een stuk kostbaarder was dan de vorige. Toch, het overduidelijke gebrek aan een rem op toegeven aan behoeften maakte haar, van de ene op de andere dag, een ordinaire junk. Alhoewel, ‘ordinair’ is eigenlijk niet het goede woord, dat zou duiden op een normale verslaving – maar daar was hier geen sprake van. De cocaïneverslaving nam in een korte tijd toe van een klein lijntje bij het ontbijt naar al snel twee schepjes door elk kopje koffie en al snel tot een volgepropte crackpijp voor het slapen gaan, toen ze eenmaal een maand of zeven zwanger was. Aan het einde van de achtste maand van haar zwangerschap, was alles zo de spuigaten uitgelopen dat om het te bekostigen, Nico’s hoogzwangere moeder, een fulltime prostituee was geworden. De ene na de andere pooier had haar even gebruikt en weer afgedankt toen ze tijdens een nieuwe pooiertransfer voor een kort moment in een opslaghok vol cocaïne werd opgesloten. Als een op het spek gebonden kat, met een noemenswaardige verslaving aan spek, zag ze zich geen andere optie dan instinctief te consumeren. Snuivend, slikkend en cocaïnewolken ademend waadde en baadde ze zich in en door de kilo’s cocaïne.

Er was dan ook geen overdosis-gerelateerde aandoening die ze niet had op het moment dat ze haar vonden. Hersenbloedingen, hartfalen, nierfalen, beroertes, het hield niet op. Het was dan ook een wonder dat kleine Nico ternauwernood nog gered kon worden middels een keizersnede uit zijn reeds overleden drugsoverladen moeder. Niet eerder was er zo een vercrackte en middelenafhankelijke baby ter wereld gekomen en Nico’s eerste levensdagen bestonden daardoor uit cold turkey afkicken en overleven.

Nico’s vader had Nico vervolgens alleen tot aan zijn adolescentie en tot zijn eigen dood opgevoed, volgens zijn eigen vrome standaarden en gematigde wetten. Nu was zijn vader plotseling overleden, en naast een groot gat in zijn leven liet hij vooral een flinke erfenis als gevolg van het zuinige leven achter. Maar Nico bleek zo goed opgevoed, of zo goed geconditioneerd, dat hij zijn vaders’ standaarden zonder na te denken voortzette en eenzelfde vroom leven bleef leven, gewoon zoals hij gewend was.

Toen ontmoette Nico Tine. Nico, zoon van een simpel arbeidersgezin, en Tine dochter van een simpel boerengezin, vulden elkaar naadloos aan hun in eenvoudige, maar simpele bestaan. Jarenlang leefden ze simpel en sober maar gelukkig samen met zijn tweetjes, Nico’s vader zou trots geweest zijn en het was ook eigenlijk te mooi om waar te zijn. Toen werd Tine zwanger.

Tine was een tijdje zwanger en toen kreeg ze trek, trek in iets… lekkers. Het was inmiddels bijna kerst en Tine had gekscherend bedacht dat zij en Nico wel eens een extraatje hadden verdiend, gewoon een kleinigheidje, gewoon iets lekkers. Ze had twee petitfours besteld en die middag na hun veertien weken echo zou ze Nico verrassen met twee kleine gebakjes bij de thee. Nico was op zijn zachtst gezegd verrast. Ergens nam hij had Tine kwalijk dat ze zulke overvloedige eetbare decadentie in huis had gehaald. Een petitfour nota bene, als hij een symbool moest bedenken voor anarchie en ontrouw, dan was het dat. Maar aan de andere zag het er niet alleen best verleidelijk uit, hij kon de suiker van de fondant ruiken en zonder echt goed na te denken nam Nico een hap. Het oergedeelte in zijn hersenstam nam het over van de rest en zijn slapend monster van verlangen was nu gewekt door Tine en haar duivelse petit-four. In tegenstelling tot zijn moeder, deed Nico geen eens een poging om gematigd te doen. Hij ging los. Eetbuien veranderden al snel in vreetbuien, vreetbuien werden al snel problematisch en daarom onderdrukt met het roken van sigaretten in de hoop het hongergevoel te verminderen. Al snel moest hij eten en roken om zich voldaan te voelen. Nico probeerde drank in de hoop dat dit genoeg zou verdoven om de rest niet meer te hoeven voelen maar helaas werkte ook dit averechts. Hij vluchtte in slaappillen, om de stress van het alsnog niet kunnen te slapen te verdrukken met kalmeringsmiddelen. Wakker worden ging beter met een beetje pep, koffie smaakte beter na een beetje heroïne, heroïne werd nou eenmaal leuker met zo nu en dan een beetje GHB, de scherpe randjes van de xtc om wakker te blijven blowde hij er later dan wel weer af. Nico leefde een tijdje in een extatische bacchanale, door drugs aangewakkerde, orgie van chemicaliën en receptoren die geen idee meer hadden van wat hun oorspronkelijke functie nu ook alweer was, tot Tine zich zorgen begon te maken om haar kind. Ze was zwanger en Nico’s uitspattingen vond ze eventjes leuk, maar was er iets in haar dat zei dat het zo niet langer kon. “Nico, dit kan zo niet langer, we moeten aan de kleine denken”.

Nico, zat zwaar hallucinerend op de bank, en had geen idee waar deze simpele, lelijke en nodeloze statafel zo midden in de kamer zulke brutale ideeën vandaan haalde. In een waas van whiskey, drugs en hallucinaties hoorde hij niet meer de statafel aan hem aan het vertellen was. De statafel veranderde langzaam in een gekleurde vlek en de gekleurde vlek veranderde in muziek. De muziek veranderde in een mens en Nico vond het allemaal wel grappig tot ineens zijn vader voor hem stond en een gevoel van schaamte kwam over hem heen. Een leven vol met zoveel drugs en zoveel overdaad dat je van gekkigheid niet eens meer weet waar je je statafels kwijt moet. Wat moest zijn vader wel niet denken. Boos op zichzelf duwde hij de statafel omver en stak hij de kerstboom in brand. Het was klaar met die al die overdaad en zo zou hij het snelst niks meer hebben. Hij vluchtte het huis uit en viel al snel ergens uitgeput door de drugs en door een gebrek eraan om hem overeind te houden bewusteloos op straat neer.

Twee dagen later werd hij wakker in het ziekenhuis. Een zuster kwam, meelijwekkend en verdrietig kijkend, met een klein baby’tje in haar armen de kamer binnen. “Gefeliciteerd, het is een jongetje, echt een wondertje”.

,

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *